De brief aan de Hebreeën | Eens en voor altijd

Toelichting van mijn kerntekst

Hoe was het vòòr Jezus?

Voordat Jezus kwam moesten de hogepriesters elke dag offeren. Eerst voor zijn eigen zonden en daarna voor het volk (7:27). Volgens de wet wordt bijna alles door bloed gereinigd, en zonder het vergieten van bloed vindt er geen vergeving plaats (9:22). Jaar in jaar uit moesten ze ononderbroken offers brengen, maar de wet kon hun niet tot volmaaktheid brengen (10:1). Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneemt (10:4). Dit beviel God niet. Dus toen zei Jezus ‘Zie, Ik kom om Uw wil te doen, o God (10:6-7).

Wat maakte Jezus zo speciaal?

Wat Jezus uniek maakt, in tegenstelling tot elke hogepriester die uit de mens werd genomen. Die ook voor zich zelf moest offeren omdat hij zelf met zwakheid bedekt is (5:1-3). Is dat Hij zonder zonde is. Ook al is Hij op de zelfde wijze verzocht. Wij hebben nu een grote hogepriester die de Zoon van God is (4:14-15). Wij hebben Hem nodig. Hij is heilig, onschuldig, smetteloos, afgescheiden van zondaars en boven de hemelen verheven. Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij eens en voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde (7:26-27).

Hoe heeft Hij ons geheiligd?

Jezus is door Gods genade voor allen de dood ingegaan. Jezus is de volmaakte leider en de enige die ons kan redden. Door Zijn lijden worden wij geheiligd (2:9-10). Jezus kwam als een mens om voor God onze genadige en trouwe hogepriester te worden, om te kunnen afrekenen met onze zonden. En waar Jezus zelf heeft geleden, kan Hij ons nu te hulp komen (2:17-18). Jezus is de bron van eeuwige redding voor allen die Hem gehoorzamen (5:9). Jezus offerde Zichzelf eens en voor altijd (7:27). Door Zijn eigen bloed is Hij eens en voor altijd het heiligdom binnengegaan, en Hij heeft hierdoor een eeuwige verlossing teweeggebracht (9:12). Jezus verscheen in onze plaats voor God en is eens en voor altijd gekomen om voor ons te sterven en de zonde teniet te doen (9:24,26). Dus door het offer van het lichaam van Jezus Christus zijn wij geheiligd, eens en voor altijd. Hij heeft ons, die geheiligd worden, met één offer tot in de eeuwigheid volmaakt gemaakt (10:10,14).

Waarom heeft Hij ons geheiligd?

Dit offer van Jezus was nodig omdat er een zoveel beter verbond moest komen, met betere hoop. De wet heeft namelijk niets tot volmaaktheid gebracht. Immers als het eerste verbond volmaakt was, zou er voor het tweede verbond geen plaats zijn gezocht (8:7). Maar door Jezus kunnen wij tot God naderen (7:19,22). Jezus is de middelaar geworden tussen God en Zijn kinderen, van een beter verbond, met betere beloftes (8:6). Jezus heeft er dus voor gezorgd dat er een nieuw verbond kwam, zodat iedereen mag komen om te genieten van de rijkdom die God beloofd heeft. Jezus is gestorven om hen te verlossen van de straf die zij verdienden door de zonden (9:15). Jezus, de middelaar van het nieuwe verbond met betere dingen, heeft hiervoor zijn bloed gegeven. Om te vergeven (12:24). En waar er nu vergeving voor is, is er geen offer voor de zonde meer nodig (10:18).

Wat brengt Hij ons nu?

Dit offer brengt ons hoop, dat als een anker voor de ziel is, dat muurvast is en reikt tot in het binnenste heiligdom, achter het voorhangsel. Waar Jezus, de voorloper, ons is voorgegaan (6:19-20). Door Zijn bloed, hebben wij de vrijmoedigheid ontvangen om het heiligdom in te gaan. En een nieuwe en levende weg is geopend, door Zijn lichaam (10:19-20). Jezus heeft degenen bevrijd die hun hele leven in slavernij werden gehouden door hun angst voor de dood (2:15). Want God zal genadig zijn en aan hun zonden en hun wetteloos gedrag beslist niet meer denken (8:12/10:17). Wij hebben nu de vrijmoedigheid ontvangen om tot de troon van de genade te naderen. Daar vinden wij genade en hulp (4:16). Wij zijn geheiligd en tot in eeuwigheid volmaakt (10:10,14). Ons hart is gereinigd van een slecht geweten en ons lichaam is gewassen met rein water (10:22). Wij hebben deel aan Christus gekregen. Wij mogen deelnemen aan alles wat Hij heeft en is. Als wij tenminste het geloof tot het einde toe standvastig vasthouden (3:14). Dan zijn wij samen met Jezus: heilig, onschuldig, smetteloos, afgescheiden van de zondaars, boven de hemelen verheven en gezeten aan de rechter hand van God (7:26;8:1). Dit alles beërven wij door geloof en geduld (6:12).

Wat moeten wij nu doen?

Wat wij hier nu mee moeten doen is, elkaar aanvuren tot liefde en goede werken, en elkaar bemoedigen. Wij moeten volhouden om de wil van God te doen. Want als wij dat doen, krijgen wij wat Hij beloofd heeft (10:24-25,36). Laten wij ook alle lasten en zonden afleggen, die ons verstrikken. Laten wij, terwijl wij onze ogen gericht houden op Jezus, de Grondlegger en Voltooier van het geloof, met volharding de wedstrijd lopen die voor ons ligt (12:1-2). Laten wij God altijd blijven eren met een lofoffer (13:15).

Afsluiting

Wij leven dus nu in het nieuwe verbond. Niet onder de wet maar onder genade. Wij hoeven en kunnen onszelf niet heiligen, want dat doet en heeft Jezus al gedaan, eens en voor altijd. Wij houden onze focus op Jezus en dan geeft God ons Zijn wetten in ons verstand en schrijft ze in ons hart. God zal ons tot een God zijn, en wij zullen Hem tot een volk zijn (8:10;10:16). Dit geldt nog steeds, want Jezus Christus is Dezelfde gisteren, vandaag en tot in de eeuwigheid (13:8).

*Alle verzen zijn geparafraseerd uit het Bijbelboek Hebreeën.